Description Fig. 1. Schelp van Helix ericetorum, langs onder gezien; n, navel.
Fig. 2. Idem, zijdelings gezien; m, mond; md, mondrand; ss, spits.
Fig. 3. Schelp van Planorbis corneus, langs onder gezien ; m, mond; l, o, laatste omgang.
Fig. 4. Idem, zijdelings gezien ; e, eelt.
Fig. 5. Schelp van Lymnaea Stagnalis; ss, spits ; n, naad, 1, o; 2, o; 3, o; 4, o; 5, o; l, o; eerste, vijfde, laatste omgang; m. mond; md. mondrand ; sd, spilrand ; e, eelt.
Fig. 6. Schelp der Paludina vivipara (de Moerasslak). De mond
is gesloten door een deksel met kringvormige strepen.
Fig. 7. De Moerasslak, voortkruipend, langs achter en rechts ziet men het deksel, dat op de bovenzijde van den voet ligt en in onze figuur door de schelp half gedoken is.
Fig. 8. De Schaalhoorn (Patella), voorbeeld eener niet gewondene schelp.
Fig. 9. Pileopsis (Capulus) hungarica, voorbeeld eener weinig gewondene schelp.
Bemerking. De figuren 8-9, 3-4, 1-2, 5 en 6 toonen ons al de overgangen tusschen de eenvoudigste en de meest ingewikkelde vormen.
Fig. 8 is niet gewonden; fig. 9 een weinig; fig. 3-4 veel meer; maar al de windingen bevinden zich daaromtrent in hetzelfde vlak. Op fig. 1-2 ziet men de windingen reeds een weinig spiraalvormig
de eene boven de andere gelegen. Eindelijk op fig. 5 en 6 hebben wij den gewonen duidelijken
spiraalvorm.Author Anoniem in Eben (1884)JPG file - 247.45 kB - 1 461 x 2 192 pixelsadded on 2012-07-23821 viewsFrom reference Eben, W. (1884). De weekdieren van Belgiƫ. Uitgave van he... (page 24) This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 4.0 License