Antarctica, het meest zuidelijke continent, wordt gekenmerkt door zijn eigen koude ecosysteem en zijn quasi volledige isolatie van de rest van de wereld. Deze isolatie wordt gereflecteerd in zijn fauna. Hoge mate van endemisme is aangetroffen binnen de Antarctische macrofauna. Wat betreft de meiofauna blijkt dit veel minder het geval te zijn althans op genera en hoger taxonomisch niveau. Daar spreekt men van de meiofauna-paradox. Deze eerste studie van meiofauna op soortsniveau gaat na of deze paradox ook geldt voor het soortsniveau. De kennis van het meiobenthos in Antarctica wordt steeds grondiger maar tot op heden heeft de studie ervan zich alleen toegespitst op de littorale en subtidale zone tot een maximale diepte van 2000m. De diepzee is momenteel nog een onbekend domein. In deze thesis wordt, als voorbereiding op een verder lopend diepzee-onderzoek, de diepere sublittorale zone (1000-2000m) bestudeerd. Binnen de termijn van 1 jaar is het onmogelijk om een studie te doen van de biogeografie en biodiverstiteit van het volledige diepzeemeiobenthos. Nematoden vormen de belangrijkste component van het meiobenthos en daarom is deze groep verder uitgewerkt. Deze scriptie beperkt zich tot 2 genera van de familie Chromadoridae, dit zijn het genus Dichromadora (Kreis, 1929) en Neochromadora (Micoletzky, 1924). Dichromadora is dominant aanwezig in de stalen van de Weddell Zee (Antarctica) op een diepte van 1000 à 2000m. Neochromadora is niet dominant aanwezig maar is zeer nauw verwant met Dichromadora. In een eerste, taxonomisch, luik van deze scriptie zijn alle 8 aangetroffen soorten uit het genus Dichromadora en Neochromadora beschreven. Als belangrijkste discriminerende kenmerken tussen de soorten is gesteund op het cuticulapatroon en de spiculen bij de mannetjes. Een tweede luik behandelt de biogeografie van de aangetroffen Antarctische diepzeenematoden. Door de beperkte eigen data is een eerste lijst samengesteld van beschreven nematoden uit de diepzee. Momenteel omvat deze lijst 220 soorten. Algemeen kan uit deze tabel besloten worden dat het endemisme op soortsniveau in de diepzee van Antarctica hoog is. Endemisme blijkt echter een kenmerk te zijn voor de diepzee in het algemeen, want slechts weinig soorten koloniseren verschillende diepzeeën tergelijkertijd. Vermoed wordt dat de radiatie van diepzeenematoden gebeurt op soortsniveau. Hierbij worden verschillende hypothesen omtrent het ontstaan van de diepzee en Antarctische fauna bediscussieerd. Een laatste luik spitst zich toe op het aspect biodiversiteit. Een algemene trend is de aanwezigheid van grote verschillen tussen Antarctica en de rest van de wereld.Deze verschillen zijn aanwezig in densiteit, biomassa en diversiteit sensu stricto maar worden pas duidelijk op grotere dieptes (2000m). Zo is de totale meiobenthosdensiteit en nematoden abundantie beduidend hoger in de Zuidelijke IJszee dan elders ter wereld. Ook de individuele biomassa ligt beduidend hoger. Deze waargenomen trend op gemeenschapsniveau weerspiegelt zich ook op soortsniveau.Voor de diversiteit sensu stricto is a-, ß- en gamma- diversiteit bepaald. Een eerste probleem hieromtrent waren de verschillende interpretaties en indices van biodiversiteit; het aspect biodiversiteit in het ecologische onderzoek is momenteel nog in volle ontwikkeling zodat enige consensus ontbreekt. In deze scriptie is geopteerd om de biodiversiteit te bepalen volgens De Troch (2001). Voor het aspect a-diversiteit is gebruik gemaakt van de Hill’s diversiteitsindices. Deze zijn bepaald per station. De grote verschillen in soortensamenstelling per station vormen een aanwijzing voor een enorme species turn-over op kleine schaal in de diepzee. De ß-diversiteit maakt een vergelijking van de soortensamenstelling langsheen het dieptetransect (beperkt tot 1000m en 2000m). Ook hier varieert de soortensamenstelling sterk. Naast de soortensamenstelling is er ook nog gekeken naar de |