Mangrovewouden kunnen voorkomen in de getijdenzone van tropische gebieden die aan een aantal basisvoorwaarden voldoen. Die voorwaarden zijn vooral gekoppeld aan een warme watertemperatuur (> 15 ° C), ondiep water en een bescherming tegen een hevige golf- slag zodat een geschikte, slibbige sedimentsamenstelling ontstaat. Bet mangrove-ecosysteem kent zowel een intrinsieke als een extrinsieke ecologische waarde. Het vormt een bufferzone waar de output van het continent naar de open oceaan aan belangrijke biogeochemische transformaties onderworpen wordt. Op regionaal vlak vormen mangrovegebieden belangrijke schakels in de koolstof- en stikstofkringloop tussen continent en oceaan. Ze spelen daarb ij een belangrijke rol als bron van nutrienten voor de ondersteuning van de voedselketen in de eigenlijke kustzone met inbegrip van de koraalriffen. Economisch profileert dit ecosysteem zich voornamelijk als kraamgebied voor mariene en commercieel belangrijke vissen, als producent van mangrovehout en als belangrijke visgrond. Het is dan ook de alsmaar groeiende bevolking en de ermee gepaard gaande mangrovekaalslag, die een bedreiging vormen voor deze gebieden. Allerlei procesgerichte fundamentele onderzoeksterreinen die noodzakelijk zijn in de bescherming en het beheer van mangroves, werden reeds voorgesteld als noodzakelijk in de bescherming en het beheer van mangroves. Hiertoe behoren o.a. het onderzoek naar het voedsel dat mangroves bieden aan zwemmende, epibenthische dieren, die het mangrovegebied opzoeken tijdens vloed, en het aandeel van de bodemdieren in een geïsoleerde detritusvoedselketen van het ecosysteem. In beide domeinen staat het onderzoek van het endobenthos centraal zowel als voedsel voor hogere trofische niveaus als hun aandeel in de regeneratie van organisch materiaal in de mangrovebodem. Het is duidelijk dat dit endobenthologisch luik nood heeft aan meer dan structureel onderzoek. Dynamische processen zoals het zoeken naar de functie van dit endobenthos en dus de interactie met het epibenthos, vragen om een experimentele aanpak zoals het gebruik van kooien. Het meio- en macrobenthos van mangrovebodems werden tot nu toe echter vooral bestudeerd in het kader van ruimtelijke en temporele patronen. Slechts één studie beschrijft het gebruik van kooien om de trofische relatie tussen het epi- en endobenthos van mangroves te achterhalen. Kooiexperimenten werden echter vooral uitgevoerd in gematigde streken. Een gedetailleerde studie van de historische achtergrond van, en de vraagstelling en hypothesevorming tijdens die kooiexperimenten, leidt echter tot een steeds weerkerende hiaat. De vraagstelling reikt meestal niet verder dan die van de detectie van predatiedruk door epibenthos op endobenthos. Onverwachte of ongewone resultaten worden daarbij meestal stiefmoederlijk behandeld zonder andere interactieve componenten in overweging te nemen. De feitelijke interactie is nl. een resultaat van specifieke predatorische, voedselcompetitieve, temporele en ruimtelijke, proceduregebonden en indirecte, zoals bioturbatiegebonden, effecten. Het is dus zeker nodig om tijdens de experimentele uitvoering de niet gewilde effecten onder controle te houden. Zoniet, moeten ze zeker in rekening genomen worden tijdens de interpretatie van de experimentele resultaten. De bedoeling van het voorgestelde onderzoek was de rol van het endobenthos in de mangrovegebieden te achterhalen door zijn interactie, vooral in termen van voedselcompetitie en predatie, met het epibenthos te onderzoeken. Daarbij werd algemeen aangenomen dat een predatiedruk zou wijzen op het belang als prooi, daar waar een voedselcompetitieve druk eerder de sterke band met het regeneratiesysteem in de bodem zou benadrukken. Daarom werd een kooiexperiment gebruikt om het epibenthos volledig te verwijderen en op die manier de reactie van het endobenthos na te gaan. Rekening houdend met het voorgaande, dienden de doelstellingen en de concrete uitvoering echter nauwlettend te worden |